zaterdag, april 01, 2006

Interview - Nona Mez

Naar aanleiding van hun nieuwe album belden we aan bij zanger Geert Maris


Met de release van “Out of Touch” is het derde Nona Mez-album een feit. Waarover gaat de plaat?
Net zoals bij de vorige albums dekt de titel de lading van het album. “Songs of Leaving” ging over afscheid en alles wat daar rondhangt. Op “Cast in Conrete” had ik het over vastzitten in je leven, vastzitten in een bepaald patroon, en “Out of Touch” gaat voornamelijk over een graad van vervreemding, vervreemden van de mensen en de wereld die je kent.

Afscheid nemen, vastzitten in het leven, vervreemding. Het lijken me thema's die nauw met elkaar samenhangen.
Dat is inderdaad zo. In zekere mate zijn die thema's voor mij inwisselbaar. Let op, daarmee wil ik heus niet gezegd hebben dat ik steeds dezelfde plaat maak. Ik zou het trouwens erg vinden, moesten de mensen dat gaan denken. Het zijn gewoon bepaalde kanten van mij die aan bod komen. Zelf vind ik deze plaat tot nu toe mijn meest persoonlijke plaat. Niet dat dat op de vorige albums niet het geval was, maar deze keer is het toch net iets anders. Als ik zing over “Hey sister”, dan heb ik het ook over mijn zus.

Met al die donkere onderwerpen vraagt men zich vast af of er geen plaats is voor vreugde in het leven van Nona Mez.
Van mijn eerste album vond men dat het een superzwarte plaat was. In een recensie van “Cast in Concrete” zeiden ze dat er af en toe al eens een lichtje mocht branden in het duister. Op “Out of Touch” sijpelt er wat meer hoop binnen, alhoewel de melancholie blijft overwegen. “Hey Sister” is daar een prima voorbeeld van. Op het einde zing ik “Sister go your own way”, een open einde dat met wat goede wil plaats laat voor enig positivisme. Voor de rest blijft het natuurlijk wel een donkere song, ook al lijkt het misschien een opgewekt lied te zijn als je het zomaar op de radio hoort. Ik hou wel van die tegenstelling tussen die donkere teksten en luchtige, opgewekte arrangementen.

In je liner notes neem je deze keer een fragment uit “Raining in Baltimore” van Counting Crows op? Ben je een fan of heb je een speciale band met het nummer?
Elk album heb ik al iets soortgelijks gedaan, de ene keer een quote van Ani Difranco, de andere keer een van Nick Drake. Het zijn fragmenten die iets weergeven over het gevoel van de plaat. Daarnaast gaat het ook om artiesten waar ik een zekere bewondering voor heb. Los van het feit hoe ze verder geëvolueerd zijn, als je bijvoorbeeld kijkt hoe de Counting Crows helemaal uit het niets met “August and Everything After” op de proppen kwamen, dan vind ik dat heel straf.

In een artikel dat ik las, werd je vergeleken met Tom McRae. Is dat iets wat je vleit of waar je je eerder aan stoort?
Och, ik stoor me er niet zo erg aan. In de muziekwereld worden er altijd vergelijkingen gemaakt wanneer men muziek wil omschrijven aan mensen die een bepaalde groep niet kennen. Ik beschouw het trouwens wel als een compliment wanneer men mij met Tom McRae linkt. Ik kan zijn muziek best appreciëren. Daar staat natuurlijk tegenover dat ik meer ben dan de opsomming van de vergelijkingen. Zonder pedant of arrogant te willen overkomen, meen ik toch te mogen zeggen dat mijn muziek iets unieks heeft. Elk land heeft naar mijn mening wel zo zijn kopieën van bekende groepen, maar tot dusver ben ik nog geen enkel land tegengekomen waar een andere Nona Mez rondloopt.

Nona Mez zal qua invloeden wel meer de verzameling zijn van wat me aanspreekt bij bijvoorbeeld Joy Division en pakweg Afghan Whigs, die arrangementen van motieven op een wisselende achtergrond, samen met datgene waar ik zo van hou bij singer-songwriters als Leonard Cohen, Bruce Springsteen, Nick Drake, Ani Difranco, Ryan Adams, etc.

In welke mate kan Nona Mez als een groep beschouwd worden?
Toen ik met Nona Mez begon, was dit een soloproject. Mijn aanpak mocht dan wel omschreven worden als “de geslaagde eenvoud”, het was niet altijd even gemakkelijk om dat te bekomen. Als singer-songwriter op je eentje rondtouren is trouwens ook niet altijd even plezant. Het dient gezegd dat ik een hele tijd heb moeten zoeken vooraleer ik de juiste mensen heb gevonden om me te vergezellen. Met de hulp van Peter (Pazmany), Davy (Deckmyn) en Bart (Van Lierde) kan ik meer kanten uit.

De samenwerking verloopt ook heel vlot. Ze tonen zich ook meer betrokken bij het project dan wanneer je zou werken met “huurlingen”. Ze geven hier en daar aanwijzingen of opmerkingen, als ze denken dat iets beter kan. Ik sta ook altijd open voor suggesties, maar dat neemt niet weg dat ik de beslissingen neem. Ik zie onze samenwerking als een kartel, waarbij men met een systeem van onderlinge afspraken het beste voor alle partijen nastreeft. Als ik sommige beginnende bands aan het werk zie, heb ik altijd wel de indruk dat er iemand binnen de groep is die hun groei tegenhoudt. In een groep gaat het erom dat iedereen zijn eigen rol heeft en zich goed voelt bij die rol, of ie nu veel of weinig bijdraagt tot de groep. Alles moet uiteindelijk de song dienen.

Aan wat meet je je succes af?
Aan het feit dat ik dit kan blijven doen. Meer dan drie jaar geleden ben ik als zelfstandige begonnen en heb ik mijn eigen label opgericht. Tot op heden kan ik nog steeds leven van mijn muziek. Mensen vinden het soms moeilijk om te geloven dat zoiets kan in België. Ik heb geen riant inkomen, maar het volstaat voor mij om rond te komen. Ik heb niet veel nodig. Less is more. Dat is ook de achterliggende idee van Ten Digit Binary Records. Middels een wiskundige formule kan je in het binaire systeem als je wil tot 1023 tellen op slechts 10 vingers, waar dat decimaal maar tot 10 is. Met beperkte middelen kan je soms meer doen, als je maar origineel durft denken.

Ik huldig ook de DYI-aanpak. Ik heb mijn eigen studio en mijn eigen label. Dat zorgt ervoor dat ik meer controle heb en inkomsten dan iemand die bij een maatschappij tekent. Ik zou zo'n zevenmaal meer albums moeten verkopen bij een major om op het einde van de rit evenveel geld bij elkaar te verdienen.

Voor de rest ben ik er wel trots op dat mijn songs op verschillende nationale radiozenders met een verschillend profiel gedraaid worden. Zo zit “Hey Sister” op Stubru, Radio 1, Radio2, Radio Vlaanderen Internationaal, en bij de RTBF op La Première en Pure Fm. Het bewijst dat mijn muziek grensoverschrijdend is en niet onlosmakelijk verbonden met een bepaald genre.

Het is wel zo dat je de lat steeds hoger legt voor jezelf: ik heb ooit ten tijde van m’n eerste plaat mijn vriendin om 3 uur ’s nachts wakkergebeld, omdat ik op de nachtradio van Radio1 zat, terwijl ik nu bij elke nieuwe single op z’n minst voor high rotation wil gaan. Als artiest wil je immers dat de mensen je muziek horen, anders heeft het niet veel zin.

Dat neemt niet weg dat ik best tevreden ben. Zolang als dit alles voor mij kan blijven duren, is het perfect.

Labels: ,